Als je zoals ik een tijdje aan het zoeken bent dan wil er nog wel eens een moment komen dat je een nieuw profiel aanmaakt of een andere nickname aanneemt. Daar zit in mijn geval weinig anders achter dan dat ik een zekere anonimiteit wil heroveren. Leuk is vervolgens, en vleiend ook soms, te ondervinden dat je stijl van schrijven herkend wordt en dat je op oudere e-mailaccounts gelukwensen ontvangt met je nieuwste zoektocht.
Heel boeiend is dat er dan ook mensen zijn die beweren je te kennen. Ze onderbouwen dat aan de hand van wat persoonskenmerken die vaag lijken te kloppen maar ook blijkgeven van een zeer beperkte bekendheid met jou – wellicht verkregen via een kortstondige mailcorrespondentie.
Als iemand mij zegt te kennen gaan mijn stekels al rechtovereind staan (“pluk me, pluk me”, riep het roosje, en de voorbijgangers die de scherpe doornen zagen, liepen er met een grote boog omheen). Velen weten misschien wie ik zeg te zijn, minder mensen weten wie ik ben, weinigen kennen mij en nog minder mensen kunnen zeggen dat ze mijn vriend of vriendin zijn. Zo is het, het is niet anders en ik zou het ook niet anders willen. Zo blijft het dus.
Maar de mailer die mij mail zond met de tekst dat hij mij kende wist wel iets, dat moet ik hem nageven. En hij gebruikte zijn minieme kennis op een manier die bewondering en respect afdwong. Die mij meevoerde in zijn wereld die nu ook de mijne was. “Het doek gaat op.” Hij zond mij een tekst, een mise-en-scène, een raadsel met hints omtrent de locatie, datum en ontmoetingstijd.
Pas als ik het raadsel zou oplossen door aan de barman van het bewuste café te vragen “wat hij voor [me] heeft” zou de schrijver van de mail zich bekendmaken. De intelligentie waarmee hij mij bespeelde was subliem te meer zo omdat ik deze voorkeur voor spelen nooit eerder zo direct heb verwoord. Heel knap. Chapeau!
Hij is nog steeds de schim, het silhouet die hij zelf gekozen en heel bewust was bij aanvang van onze correspondentie. Ik weet niet wie je bent beste drukker uit oude tijden. Mijn stekels stonden op toen je jezelf niet in het voetlicht wilde plaatsen opdat ik je zou herkennen of je bluf doorzien.
Silhouetten zijn eendimensionaal en dus niet echt interessant. De ban van theater wordt doorbroken zodra het licht aangaat, zodra de nacht weer dag is geworden. Toen het morgen werd stonden mijn stekels uit. Ik prikte en stak jou. Natuurlijk speel ik dit spel niet met een onbekende! Ik ben wijzer inmiddels dan ik was toen ik mijn kastinhoud opstuurde aan een vreemde.
Pas als ik dat drankje aangeboden krijg dat de barman mij had zullen geven, zal ik weten wie je was. Ik ben nog steeds benieuwd maar wil alleen drinken oog in oog met jou in de realiteit en niet als silhouet, de voorbode op een werkelijkheid die nooit is gekomen en waarschijnlijk nooit zal zijn.
Toch, als je dat wilt en je durft je identiteit en wie je bent te onthullen dan zal ik komen naar dat café nabij het Leidseplein. Niet op 16 mei want die krant was immers oud en vergeeld, zoals je al schreef in je tekst, maar wel om klokslag negen bij de barman die mij zal zeggen “wat hij voor [me] heeft.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten