Gisteren belde Jan O. Jaren niets van gehoord en opeens belt hij. We praten wat. Koetjes, kalfjes, ik weet nooit wat hij wil van mij. Mijn onderdanigheid in elk geval niet. Ook dit keer, plaatst hij daar kanttekeningen bij. Hij zegt dat ik het niet ben. Dat is niet waar. Als je fantasieën hebt sinds je zesde, zevende dan ben je onderdanig, punt.
Hij zegt zich af te vragen of ik slaag zal accepteren. Hij zegt dat hij denkt dat ik terug zal slaan. Ik bevestig dat. Ik laat me door niemand zomaar slaan, en zeker niet door Jan O. De metaforen waarin ik mijn bdsm-wensen giet, zijn leuk maar zeggen niets.
Ik moet maar eens op een A4-tje opschrijven wat ik nu eigenlijk wil. Dat zal me helpen. Dan zal ik ervaren dat ik naar een “blauwe olifant” zoek. Hij zegt dat ik er maar vanuit moet gaan dat ik niemand zal vinden. Zijn ex-schoonzus, ook zestig (hoezo ook?) en een leuke vrouw heeft tenslotte ook nooit een partner gevonden.
Enfin, dit is het moment om mijn gesprek met Jan O. af te breken. Hij tapt in op aloude maar begraven angsten en onzekerheden. Ik heb geen Jan O. nodig om aan mijn herwonnen zelfwaarde te zagen. Alsjeblieft niet zeg! Je krijgt wat je nodig hebt tot je het achter je kunt laten.
Het is de angst van ieder meisje, van mijn generatie om “over te blijven.” Ik ken ze de vrouwen van middelbare leeftijd zonder kinderen, zonder man. Juffrouw Janssen, bijvoorbeeld. De ene helft van haar leven met goudblond haar, de tweede helft was ze sneeuwwit.
Juffrouw Janssen van het kantoor, dochter van de vroedvrouw, chaperonne, vriendin maar geen vrouw, moeder, schoonzusje, tante. Een leuke vrouw, altijd vrolijk, altijd lief en hartelijk. Waarom heeft zo’n vrouw geen man? Wat maakt haar anders dan al die anderen die wel trouwden?
En ik? Dochter, zus, onderneemster, buurvrouw, vriendin; lief, lang niet altijd vrolijk, hartelijk als mijn stemming het toelaat. Onderdanig, voor zover en zolang ik het weet. Desondanks geen vrouw, geen slavin, geen sub, geen hoer of slet, geen moeder of madonna.
Ik beteken iets voor velen maar voor niemand ben ik het helemaal. Geen man noemt mij zijn alles, liefste, lief. Voor mij de spirituele les, of oproep, liefde in mezelf te vinden. Dat kan je makkelijk zeggen als je zelf kids hebt, een ex en losse contacten bij de vleet. Hoe durf je!
Maar ja, de zogenaamde onderdanige seksualiteit à la Jan O. is nu eenmaal niet de mijne. Hij heeft geen recht om na jaren van stilte even zijn mening over mijn toekomst en mijn onderdanigheid neer te smijten. Zelfs niet als hij dat doet met “goede bedoeling.”
Ik wijs hem dus netjes op het effect van zijn “goede bedoeling” en beëindig het telefoongesprek. Kijk, weer een stap in de goede richting! Schouderklop voor mij. Ondertussen moet ik opnieuw erkennen dat je krijgt wat je nodig hebt hoe pijnlijk het ook kan zijn.
Jan O. gaf mij stof tot nadenken en een voortschrijdend inzicht. Ja, het is lastig een goede partner te vinden. Soms drijft het hele zoekproces me tot wanhoop, maar bang voor een toekomst als winkeldochter ben ik niet. Ik ben er simpelweg te leuk voor! Mijn leven is er te leuk voor.
Wie kan zeggen hoe de toekomst er uitziet? Ik niet in ieder geval! Zoveel heb ik geleerd tijdens mijn reis door 45 jaar Merelland. Het visioen van winkeldochter is net zo reëel als die van stiefmoeder van twaalf koters die mijn lange tafel bevolken en me in hun hart sluiten net als hun vader.
Je moet weten wat je echt diep van binnen wilt, waar je naar verlangt, waar je meent recht op te hebben. Het was en is mijn zielswens en mijn recht een relatie te hebben in ongelijkheid, huisje-boompje-beestje-met-een-twist. Dat is alleen een “blauwe olifant” voor mannen als Jan O.
Ik wil die ongelijkheid maar dan wel in gelijkheid, respect, liefde. Ik wil iemand die in staat is mij te brengen waar niemand mij brengen kan, die de consequenties daarvan durft te aanvaarden. Die Man en Muze zal zijn en bovenal mijn maatje, mijn liefste, mijn alles, want winkeldochter worden? Ik dacht het niet!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten