Bakerstreet

Ik werkte in het business centre van het Metropole Hotel aan de Edgware Road in London. Een klein hokje, oeps kantoor, houten lambrisering en hoogpolig tapijt met een klassiek bureau was mijn terrein. Werktijden van 8.00 tot 18.00 uur en verboden in het zicht van de gasten te eten of te drinken. Donkerblauw mantelpak dat niet veel verschilde van het bedrijfsuniform van hen die wel in dienst van het hotel waren.

Baantje ver onder mijn opleidingsniveau, mijn ambities of kunnen maar het betaalde de huur en gaf me veel tijd om na te denken, te dromen, te fantaseren, te hopen. Beetje vergelijkbaar met de periode eind 2002, alleen toen had ik geen baantje en nog meer tijd te dromen. Na jaren andere dingen prioriteit te hebben gegeven was daar opeens weer die golf, die honger, dat gevoel van heimwee, van onderdanigheid en de wil er iets mee te doen.

Maart 1996. The Guardian. Een hokje van drie bij drie cm om een levensbestemming te vinden maar met voicebox waar respondenten hun reactie op kwijt konden. De kwaliteit van een stem is heel belangrijk. De reacties waren zonder uitzondering geweldig. Nu vind ik dat al gauw als mensen de moeite nemen te reageren en zeker in die tijd was het een hele stap je verhaaltje even op een bandje in te spreken.

Hij zal wel Sir Stephen hebben geheten, nee dat is flauw. Hij noemde zich wel Sir maar was dat ongetwijfeld niet geworden door een zwaardslag van de Queen. In ieder geval zat hij erbij. Het kwam na enig bellen tot een ontmoeting. Bij het metrostation Bakerstreet zouden we elkaar treffen. Hij in spijkerbroek en ik in mijn uniform want het hotelwezen kent geen weekend. Zou ik hem herkennen? Foto’s hadden we niet uitgewisseld.

In de drukte van mensen die het station in- en uitliepen sprak een man me aan, lang, slank, zilvergrijs haar in driedelig grijs kostuum. “Maar je zou een spijkerbroek aan hebben.” “Ja, ik kom net uit een ingelaste vergadering. Ga je mee?” We liepen naar een lichtgrijze auto met leren fauteuils, ik stapte in en we reden weg. Doemscenario, dom scenario, zelfs in 1996.

“Nederlandse vrouw vermist in London. Voor het laatst gezien in Bakerstreet bij de uitgang van het metrostation. Kort blond haar, blauwe ogen, bril, 1.62 m, draagt donkerblauw mantelpak met witte bloes. Een ieder die iets weet over deze vermissing wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de plaatselijke politie.”

Van mobieltjes hadden we in die tijd nog nooit gehoord. Van nicknames wel maar niet bij het adverteren in de krant. Geen veiligheidsnet. Niemand die wist dat ik een afspraak had, waar of met wie. Niemand wist hoe laat ik weer thuis zou zijn. Ik had geen briefje met zijn naam, adres en telefoonnummer en andere gegevens bij mijn telefoon achtergelaten. Doemscenario, dom scenario.

We reden door onbekende straten. Aan een tafeltje in het hoekje van de uitbouw van een café hebben we gepraat tot het er te druk werd, tot hij genoeg wist en ik voelde dat het goed zat. Hij heeft me ergens afgezet want hij heeft nooit geweten waar ik precies woonde aan de Edgware Road.

De volgende dag was het zondag en ik heb ongetwijfeld op wolken langs het kanaal richting Regents Park gelopen hopend dat hij mij snel bij zich zou ontbieden. En dat heeft hij gedaan.


---

* Dit is het eerste deel van de oorspronkelijke versie van wat als los verhaal tegenwoordig Merel in Londen heet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten