Aan scherven

Het is negen uur. Ik zit op mijn hurken met stoffer en blik in mijn handen en veeg de keukenvloer. Zorgvuldig kijk ik rond opdat er niets achterblijft. Jij staat een paar passen van mij verwijderd en overziet het geheel. Slavin veegt keukenvloer. Te laat.

Het is 9.05 uur, iets minder dan een uur geleden heb je een einde gemaakt aan wat wij hadden. Na de eerste keer dat je kwam brak ik een wijnglas en nu je gaat is er weer een glas gesneuveld. Ondanks mijn pijn moet ik stilletjes lachen om de ironie van de situatie. Jij beseft het niet. Te laat heb je me waar je me niet kon krijgen de afgelopen maanden. Assepoester in de keuken. Niet jouw sm, wel de mijne.

Je bukt en wilt een scherf oprapen. Ik duw je weg. Laat dat. Dat is mijn taak niet de jouwe. Maar ik zeg het niet. “Laat maar, ik doe het wel, ga maar zitten.” Ik sta op en loop langs je heen de gang in naar de kast. Je loopt achter me aan. Nieuwsgierig kijk je in de diepe kast waar mijn stofzuiger staat. Te laat. Die deur was nooit eerder open en nooit heb je hem achter mij gesloten. Slavin in de kast.

Ja, wel jouw idee van sm. In de kamer is een nis die een open kast zou moeten zijn maar planken en plankdragers mist. Daar sta ik vaak, spreidstand, handen in mijn nek, schouders naar achteren, borsten vooruit. Beurtelings met mijn gezicht naar de muur en naar de kamer. Jij ‘ziet’ mij dagelijks staan om half elf, zelfs als je er niet bent. Niet mijn idee van sm. Slavin opgesloten in diepe donkere werkkast. Niet jouw idee van sm wel het mijne.

Je gaf mij een keten en noemde het een ketting. Een ketting is een sieraad voor om de hals. Een keten is om slaven aan vast te leggen. “De ketting staat je goed.” Ja, dat heb ik eerder gehoord. Een slavin hoort in ketens. Hard, koud, onvermijdelijk en zwaar. Geketende slavin. Het is duidelijk niet jouw beeld van sm. Wel het mijne.

Het was acht uur. Je zei dat het niet werkte en nooit wat zou worden. “Jij bent geen gepassioneerde slavin....” Ik keek je aan en vroeg of je een grapje maakte. Je ontkende en zei dat je bloedserieus was. Ik keek je nog steeds aan en zei dat we dan maar beter op konden staan. Jij douchte als eerste.

Ik zette koffie, brak een glas en veegde het op. Nog zag je niet in hoezeer gelijk je had. Het werkte niet en zou nooit wat worden. Ik serveerde je koffie voor de laatste keer en bracht je naar beneden toen de taxi er was. Je gaf me een kus. “Ik bel je.” “Dat is goed”, zei ik en glimlachte. Je hebt nooit gebeld.

“Het leven is vol illusies”, schreef je later, “en ik zou niet zonder kunnen.” Je bent  Nederlander maar Duits is jouw taal. Illusionen zijn drogbeelden. Illusies zijn droombeelden. Misschien bedoelde je onbewust dat de droom een drogbeeld was, of de illusie een droom. Mijn droom is gebleven. De illusie dat jij die droom zou waarmaken was aan scherven lang voor ik dat glas brak die ochtend in Amsterdam.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten