Kay (K.)

K. een letter als naam, maar wel geschreven als hoofdletter. Ik heb het nooit helemaal begrepen dat lettergedoe. Als het al pijn doet van je naam afstand te moeten doen dan is die pijn van tijdelijke aard. Op het moment dat je gewend bent aan K. is dat je naam, misschien zelfs een koosnaam, net als poes of Meer of lief dat zijn.

K. was “petite”, korter dan ik, blond – geverfd natuurlijk – haar in een staartje. Ze belde en zei niet veel. We spraken af in een informeel restaurant maar van de arrangementen omtrent herkenning en plaats kan ik me niets herinneren. Zij zal me wel bij de metro-uitgang hebben opgewacht waarna we naar het restaurant zijn gelopen.

Amerikaanse die deze Man die geen Ridder is al meer dan twintig jaar kende. Zoals dat gaat in de internationale zakenwereld had hij haar tijdens een conferentie ontmoet. Hun band was zodanig dat ze voor hem, na vele jaren intercontinentaal contact, naar London was verhuisd.

Zij woonden niet samen, zij kwam als hij haar ontbood, had geen sleutel van zijn huis, zou zijn post nooit openmaken en was voorts niets van hem. Zij was zijn slavin. Anderen kenden haar als een vage kennis maar zij was veel en veel en veel meer.

Toen hij doodziek, letterlijk, in het ziekenhuis lag bleef zij weg tot hij haar belde en gebood te komen. Hij noemde haar “te bescheiden” om hem uit eigen beweging te bezoeken. En toen ze kwam, gaf hij haar een sleutel van zijn huis zodat zij hem de post kon brengen in het ziekenhuis. Een natuurlijk dominant zal van zichzelf nooit zeggen dat hij het is. Ze zijn schaars maar hij was er een.

K. en ik spraken aan de telefoon en op haar vraag wat we aan zouden trekken zei ik in mijn onschuld dat een broek ook goed was. Er was een tijd dat ik er niet automatisch van uitging dat broeken door Heren naar de bovenste plank van de kast verbannen worden. Ieder zijn heug. Je ergens goed in voelen doet meer voor een mens dan je onwennig en onzeker in een slavinnenoutfit hijsen, hoe spannend dat ook kan zijn. Maar goed, het is niet aan mij daarover te oordelen.

We aten en spraken en ik voelde een heleboel. “Ga met je gevoel.” Later dat jaar schreef ik in mijn dagboek dat ik dat toch echt eens in de praktijk moest gaan brengen. Ik zou het er nog iedere dag in kunnen schrijven als ik een dagboek bij zou houden.

Ze liet me een foto van zichzelf zien. Zwartwit fotografie door de Man die zoals veel dominanten de camera als hobby heeft uitgekozen. K. in zwarte lak regenjas maar verder naakt met armen en benen gespreid achter een hekwerk in een straat. De lens was net niet voldoende ingezoomd om haar gezichtsuitdrukking te kunnen zien.

“Volg je intuïtie.” Mijn intuïtie was niet goed. Vrouwen en ik, al zolang ik werk botst het tussen vrouwen en mijzelf. Zij denken dat ik een concurrente ben al ben ik dat niet. Zij zijn onzeker en gaan slaan, bijten, krabben, zagen. En ik? Ik trek me terug want ik ben geen concurrente. Ik ben ik. Ik vertrek al sta ik nog zo in mijn recht.

Deze situatie was identiek maar zover was het nog niet. Ik met al mijn gevoel wist dat de Man zonder adellijke titel mij kon domineren. En zij? Ach haar nam ik graag voor lief. It was all in the game and the game was about to start. En zij? Zij zou niet slaan of bijten of krabben of zagen want zij was zijn slavin en “te bescheiden” om zelf initiatief te tonen. Ja ja....

---

* Dit is het derde deel van de oorspronkelijke versie van wat als los verhaal tegenwoordig Merel in Londen heet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten